Voor het gunstige verloop van een normale taalontwikkeling dient een kind intacte spraakorganen te bezitten. Maar ook een goede aandachtspanne en concentratie zijn vereist, net als een normale begaafdheid en het verkrijgen van een voldoende taalaanbod. Er mag geen verlies zijn van het gehoor en gezichtsvermogen. Wanneer aan deze vereisten is voldaan verloopt een gemiddelde taalontwikkeling als volgt:
- 0 – 12 maanden: kind probeert via wijzen en brabbelen gericht en doelbewust dingen te bekomen of er de aandacht op te vestigen.
- 12 – 18 maanden: vormen van de eerste woordjes.
- 18 – 30 maanden: spreken gebeurt in éénwoordzinnen (waarbij 1 woord staat voor een hele zin bv. ‘koek’: ‘ik wil/ mag ik een koek’) met overgang naar tweewoordzinnen (bv. ‘koek eten’).
- 30 maanden – 5 jaar: gebruik maken van meerwoordzinnen, woordenschat breidt snel uit, werkwoorden worden vervoegd, toepassen van de eerste meervoudsvormen,… Kind is rond de leeftijd van 3 jaar nagenoeg voor de helft te verstaan. Rond 4 jaar voor ongeveer 75 %.
- 5 – 6 jaar: de meeste spraakklanken worden goed uitgesproken, gebruikt een overwegend goede zinsbouw.
Bij een vertraagd of afwijkend verloop van deze taalontwikkeling spreken we over een dysfatische ontwikkeling (dysfasie) of primaire taalstoornis. Hierbij wordt een achterstand vertoond in de ontwikkeling van de taalvorm, de taalinhoud en het taalgebruik. Als de taal zich niet normaal ontwikkelt ten gevolge van een bijkomende stoornis zoals een verstandelijke beperking, een gehoorverlies of een psychische stoornis, dan spreken we over een secundaire taalontwikkelingsstoornis.